Topontdekkers is een methode voor wereldoriëntatie. De vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs komen in deze methode aan bod. Topontdekkers laat kinderen de wereld ontdekken aan de hand van goed uitgewerkt en concreet ondersteunend thematisch onderwijs. De kerndoelen voor aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en techniekonderwijs komen allemaal aan bod. Daarnaast werkt Topontdekkers aan een aantal hoofdgebieden: zelfvertrouwen, initiatief tonen, communicatie, samenwerking en creativiteit.
Topontdekkers werkt met thema’s, elk thema bestaat uit 15 opdrachtkaarten waar de kinderen zelfstandig, in tweetallen of in groepjes van 4 aan werken en als afsluiting presenteren aan de klas.
We starten met Topontdekkers in groep 5. Daar leren de kinderen de opdrachten maken en verschillende verwerkingsvormen zoals; een muurkrant, een poster, een PowerPoint, een verslag, een werkstukje en nog veel meer. De opdrachten worden nog klassikaal voorbereid en aan het eind van het schooljaar kunnen de kinderen een kaart zelfstandig maken.
Vanaf groep 6 gaan de kinderen steeds meer zelfstandig aan het werk. De kinderen krijgen per leerjaar 5 thema’s aangeboden en werken 5 weken aan de kaarten van dat thema. De kinderen moeten van elk thema één kaart presenteren aan de klas. Aan het eind van het schooljaar kunnen de kinderen aan twee kaarten per thema werken.
In de groepen 7 en 8 wordt veel aandacht besteed aan de inhoud en de presentaties. De kinderen leren aantekeningen maken tijdens de presentaties en als afsluiting van het thema volgt een toets over alle 15 kaarten. In deze groepen moeten de kinderen 2 kaarten maken per thema waarvan er altijd 1 kaart wordt gepresenteerd. De kinderen krijgen een map waarin zij hun werk kunnen bewaren.
Vanaf groep 6 wordt er tijd aan topografie besteed. In groep 6 Nederland, groep 7 Europa en groep 8 de wereld. Topografie maken de kinderen op de computer en kunnen ze thuis oefenen met Topowereld. Ook de toetsing van de Topografie wordt digitaal afgenomen.